Inloggen

Intro: Uitrusting van ridders en krijgers

Moderators: Administrators SAG Lezers: Gasten

 

Uitrusting van ridders en krijgers
door Araceli Thomas

Aangezien de uitrusting van ridders en krijgers enorm kan variëren biedt de S.A.G. hier een kleine handreiking over de mogelijkheden van de rol die je in de middeleeuwen kon hebben.

Uitrusting


Vereniging term Nederlands Engels Frans
1.
helm - helm - helmet - heaume/casque
2. maliënkolder - maliënkolder - chainmail - cotte de maille
3. wapenkleed - wapenkleed - coat of arms - cotte d'armes
4. schild - schild - shield - bouclier
5. (zwaard)schede - schede - scabbard - fourreau
6. laars/schoen - laars/schoen - boot/shoe - botte/chaussure
7. zwaard - zwaard - sword - épée
8. banier - banier - banner - drapeau
9. coif - kapertje - cap - coif
10. ailette - schouderplaatje - shoulderguard - ailette
11. (maliën)handschoen - handschoen - glove - gant
12. riem - riem - belt - ceinture
13. poleyn (knieplaat) - poleyn - poleyn - ?
14. padded beenstuk - gewatteerd beenstuk - padded hose - chausses
15. maliën beenstuk - maliën beenstuk - mail chap - chausses
16. sporen - sporen - spurs - ?
17. speer - speer - spear - lance
18. gambeson - wambuis/kolder - padded jack - gambeson
19. hosen - kousen - hose/leggings - chausses

Niet afgebeeld:
20. dolk - dolk - dagger - dague
21. coat of plates - platenvest - coat of plates - ?
22. padded coif - gewatteerde kaper - padded cap - ?
23. ondertuniek - ondertuniek - undertunic - cotte
24. braies - onderbroek - breeches - braies
25. mantel
- mantel - cape/cloak - manteau
26. schynbalds - scheenplaten - schynbalds - ?


Verschillende klassen in de krijg

De indeling die in deze paragraaf wordt gegeven is gebasseerd op de historische interpretatie van de S.A.G. Een kanttekening bij onze interpretatie is dat er over de middeleeuwen, en zeker onze eeuw, amper iets bekend is over standing-armies (permanente legers). Op het moment dat er onregelmatigheden plaatsvonden of gepland werden, werden overal strijders vandaan gehaald. De krijgers die hierop af kwamen zijn niet altijd even gemakkelijk te definiëren.


Militieleden

Militieleden zijn gewapende boeren of burgers die een soort van dienstplicht vervullen. Zij vormen de laagste vechtersklasse en hadden over het algemeen niet de middelen om een uitgebreide wapenrusting aan te schaffen. De meesten volstonden met hun eigen simpele kleding (zie ook de basiskleding van de burgers en lage klasse) en soms een gambeson. Doorgaans hanteerden zij simpele wapens waar weinig oefening voor nodig was, zoals speren, wapens afgeleid van boerenwerktuigen, staven, knotsen, slingers of grote messen. De rijkeren hadden mogelijk de beschikking over duurdere wapens zoals zwaarden, of (kruis)bogen. Een ander populair wapen, vooral in de Lage Landen, was de Goedendag. (Let op. Er bestaat grote verwarring over wat dit precies voor wapen was). Tot slot zijn er ook nog bronnen te vinden die vermelding maken van het gebruik van slingers. Het hanteren van dit bewuste wapen is vooral bekend van spelletjes en jacht maar bleek ook in een veldslag handig te zijn.


Men-at-arms
De Man-at-arms was doorgaans een professioneel soldaat, die verbonden was aan een ridder of edele. Hij was goed getraind in de strijd en goed bewapend, en bezat een eigen paard (hoewel hij ook te voet kon vechten). De bewapening van de man-at-arms hing af van wat hij kon (en wilde) betalen, maar kon behoorlijk goed zijn, zoals je wel kunt verwachten van een elitesoldaat.


Boogschutters
Boogschutters waren vaak, net als militieleden, boeren of burgers die hun dienstplicht voldeden, maar het konden ook beroepssoldaten zijn. Doorgaans zijn ze gewapend met een boog, een kort zwaard, vaak een zwaard met een snijkant als een messer of falchion, en pijlen. Ze droegen weinig bescherming omdat diezelfde bescherming juist in de weg kon zitten. Daarnaast kon een boogschutter ver achterin de gelederen staan en hoefde zodoende niet echt in het strijdgewoel te komen. De (lang)boog was in onze eeuw vooral in Engeland een veel gebruikt wapen. Er is zelfs een tijdspanne geweest dat alle sporten naast boogschieten uitgesloten waren omdat de steden wilden beschikken over genoeg oproepkrachten. In continentaal Noord-Europa was de boog iets minder populair in een veldslag omdat het als niet-ridderlijk werd gezien om te schieten op andere Christenen. Ondanks dit gegeven werd het ware boogschieten als een eerzame kunst gezien omdat er aanzienlijke vaardigheden voor nodig zijn. Toen ergens in de twaalfde eeuw de kruisboog in Noord-Europa in gebruik raakte, veranderde de rol van de boogschutter aanzienlijk. Waar de normale boogschutter in de strijd werd beschermd in de achterhoede, moest de kruisboogschutter in de voorste gelederen en midden in het strijdgewoel staan. Met de komst van dit automatische wapen was het ineens gemakkelijker geworden om meer schutters op korte afstand in te zetten aangezien een kruisboog zoals gezegd gemakkelijker te hanteren valt dan een gewone boog. Concreet zijn er bronnen te vinden die vermelden over Vlaamse veldslagen met eigen kruisboogschutters. Fransen daarentegen schenen minder geneigd te zijn om zelf het wapen te hanteren en huurden dan bijvoorbeeld Italiaanse huurlingen in voor de strijd.


Huurling
De huurling was een professioneel soldaat, die bereid was zijn diensten op het slagveld te verkopen voor goud. Van een professioneel soldaat valt te verwachten dat hij over betere bescherming en wapens beschikt dan een gemiddeld militielid en ook is het mogelijk dat een huurling zijn eigen paard bezit. Als bescherming droegen huurlingen waarschijnlijk vooral gambesons en een helm (je hoofd is belangrijk!), en als een huurling het kon betalen, of er een kon "vinden", een maliënkolder. Het verschil tussen de huurling en de man-at-arms was dat de laatste vaak sterker verbonden was aan zijn heer. Een bekende verschijningsvorm van huurlingen waren bijvoorbeeld de Zuid-Europese kruisboogschutters. (Een kruisboogschutter droeg overigens zoals gezegd vaak een minder volledige wapenrusting uit belemmeringsoverwegingen.)


Ridders

De ridder was oorspronkelijk een Frankische 'krijger die zijn eigen paard kon betalen'. Vervolgens veranderde de strijderselite geleidelijk in de adel, en was de titel ridder alleen nog voor hen beschikbaar. Deze adel werd wel vanaf jonge leeftijd getraind in alle aspecten van de krijgskunsten, en moest zo de titel 'ridder' verdienen. Een ridder had zodoende vaak nog meer adellijke titels. Dit verklaart dus dat er zulke dure en complete uitrustingen gedragen konden worden.

Een volledige uitrusting is een optelsom van de volgende kostuumonderdelen: Om het bovenlichaam droeg men een ondertuniek, een stevige gambeson (in een enkele bron wordt deze soms zelfs aangeduid als het 'zwaarste' onderdeel), een maliënkolder en een wapenkleed om de maliënkolder te beschermen (een uitvinding van de kruisvaarders omdat de hitte in de woestijn onverdragelijk was op de maliënkolder). Vaak werd vanaf ongeveer halverwege de dertiende eeuw over de maliënkolder nog een platenvest gedragen. Om de benen droeg men hosen, goede schoenen en maliënbeenstukken. Ook droegen de rijkste ridders al schynbalds (scheenplaten, waarvan niet zeker is of ze van leer of metaal waren) en/of gevulde beenstukken (chausses) waaraan een poleyn (kleine metalen knieplaat) bevestigd kon zijn. De handen werden beschermd door handschoenen van leer, of geïntegreerde gewatteerde handschoenen aan de gambeson en maliënhandstukken aan de kolder. Voor de bescherming van het hoofd was er een (gewatteerde) coif, een maliëncoif en tenslotte een greathelm. Deze greathelm werd vooral te paard gebruikt en afgezet op het moment dat de strijd van dichtbij aanving. Onder de greathelm werd soms een kleinere helm, de cerveillere, gedragen.

Deze totale uitrusting kon zonder wapens al om en nabij de 30 kilo wegen. Het geheel werd compleet gemaakt door een verplaatsbare muur; het schild. Zwaard en schild zijn de meest geassocieerde wapens voor een ridder maar het zwaard was vaak een backup. Het belangrijkste wapen, zeker te paard, maar ook te voet was de speer. Verder was het bijvoorbeeld handig om naast een speer en een zwaard ook een dolk te hebben voor het gevecht op korte afstand en het afmaken van je vijand.


Kostuum en uitrusting van een vechter binnen Bataille

Bij het samenstellen van je kostuum verzoeken wij je om te allen tijde goed op te letten en te overleggen over hetgeen je aanschaft voor je kostuum opdat je rol overtuigend neergezet kan worden. De kledingstukken die leden tenminste zouden moeten beschikken zijn de volgende:

Basisuitrusting Uitbreidingopties
  • Braies & ondertuniek - wit of ongekleurd linnen
  • Hosen
  • Schoenen - stevige schoenen/laarzen
  • Gambeson - beige
  • Riem
    Wapens:
  • Speer
  • Zwaard - anderhalfhander
    Alleen in overleg en bij volledige basisuitrusting:
  • Helm - Nasale, kettle of secret
  • Helm - idem of pothelm
  • Gewatteerde Coif - wit of ongekleurd linnen
  • Maliënkolder
  • Maliëncoif
Wapens:
  • Zwaard - voorkeur gaat uit naar enkelhanders
  • Dolk
  • Beukelaar/schild
En nog veel meer, leef je uit, experimenteer!
(maar zorg dat je van tevoren blijft overleggen)


Illustraties:
- Maciejowski bijbel - voetvolk, ridder & militie
- Maciejowski bijbel - voetvolk, ridder & militie
- Maciejowski bijbel - boogschutters
- Maciejowski bijbel - ridders en men-at-arms
- Manesse codex - kruisboogschutters + lansier
- Manesse codex - belegering
- Manesse codex - ridder vs. saraceen met boog


Als je twijfelt over iets vraag er dan naar bij ons en als je niet zeker weet wat de grenzen zijn van je rol als bijvoorbeeld militielid dan kun je ook terecht bij het bestuur.

 

Geschreven namens de S.A.G. in opdracht van de Orde der Noorderwind
Eerste versie november 2007 - Tweede versie maart 2010
  Bas Laatst gewijzigd: Za, 4 maa '17, 13:29
 
Nieuw topic Antwoorden
 
Bataille 2021