Naar school in de dertiende eeuw
door Donald de Groot
In Nederland hebben we nu vele duizenden basisscholen, middelbare scholen, een groot aantal hogescholen en een tiental universiteiten. Leerlingen en studenten hebben een grote keuze uit een breed aanbod van onderwijsniveau en studierichting, beroepsgericht of wetenschappelijk. Ons onderwijs van vandaag is het resultaat van vele eeuwen van ontwikkeling in het onderwijs en de maatschappij en het onderwijs is nog steeds aan ontwikkeling onderhevig. Dagelijks besteden de media aandacht aan de inhoud van het onderwijs, de opzet van het onderwijs, de financiering en de kwaliteit van leraren en leerstof en dagelijks is het onderwijs hiermee aan de slag. In de dertiende eeuw was het onderwijs ook in beweging, maar was duidelijk anders dan vandaag.
_________________________________________________________________________________
Kathedraalscholen
Het aantal scholen in de Nederlanden in het midden van de dertiende eeuw was op de vingers van twee handen te tellen. Het waren uitsluitend kerkelijke instellingen die jongens voorbereidden op een functie in de kerk of een religieuze opvoeding van de zoon van de landsheer, de zogenaamde kathedraalscholen. Deze kathedraalscholen vielen onder de verantwoordelijkheid van een kanunnik die de school leidde, de scholasticus, en soms, als het heel veel werk was voor één man, werd hij ondersteund door een rector scholarum. Deze rector, die geen lid was van het kapittel van de kathedraal, had dan de dagelijkse leiding van de school.
Op deze kathedraalschool werd les gegeven in zang: het psalter en de kerkzang. Hiernaast kregen de leerlingen les in de artes liberalis, het trivium (grammatica, retorica en dialectica of logica) en het quadrivium (geometrica, aritmetica, astronomica en musica).Alle lessen werden in het Latijn gegeven, want Latijn was de taal van de clerus en de scholen waar zij werd opgeleid. Basisonderwijs bestond toen niet. De basisvaardigheden die men voor de studie nodig had, deed men thuis op, op het werk of via leerlingschap bij een meester. Op de kathedraalscholen werd ook lesgegeven in de theologie, de gewijde geschriften en in het canoniek recht. Alle lessen werden toen door dezelfde leraar gegeven. Differentiatie door leraren in bijvoorbeeld retorica of geometrica kwam slechts voor op die scholen die een vooraanstaande plaats innamen en die van heinde en verre scholieren aantrokken en voldoende middelen hadden meer leraren aan te stellen.
De leerlingen kregen in de dertiende eeuw les in een door de leermeester afgehuurd lokaal, een schola. De leerlingen zaten daar op stro op de grond. Alle leeftijden zaten bij elkaar in dezelfde ruimte en kregen dezelfde leerstof. Dit was nieuwe leerstof voor de jongste leerlingen en herhaling voor de ouderen leerlingen. Het middeleeuwse leerprincipe op alle scholen was de herhaling. Alles werd uit het hoofd geleerd en eindeloos herhaald. Tot aan de vijftiende eeuw was het onderwijs niet gedifferentieerd: het onderwijs was niet opgedeeld in fasen, de leerstof was niet in moeilijkheidsgraad onderverdeeld en er werd geen rekening gehouden met de leeftijd van de leerling. Vanaf de twaalfde eeuw werden er wel al schoolboeken voor de leraren gemaakt, maar deze werden door de leerlingen uit het hoofd geleerd. Een bekend boek is bijvoorbeeld de Donaat, de Latijnse grammatica.
De lesweken van een leerling in de middeleeuwen waren lang, er werd de hele dag lesgegeven van zes uur ’s morgens en op zaterdag, maar er waren ook veel ‘vrije’ uren. De pauzes duurden soms wel twee uur en werden gebruikt voor lunches, het bijwonen van kerkdiensten of spel en spelen.
Opkomst van de universiteiten
Voor de meeste leerlingen was de kathedraalschool ook het eindpunt van hun leertijd. De minderheid die voor een hogere studie wilde verder studeren (theologie, canoniek recht, burgerlijk recht of medicijnen) kon dit alleen op voordracht van de scholasticus, want de kapittels hielden het onderwijs strak in de hand. In de twaalfde eeuw voldeden deze scholen echter niet meer. De kapittels toonden zich niet erg meegaand om ook andere kerken toestemming te verlenen tot het houden van scholen en privé-leraren verlof te geven les te gaan geven. Dit leidde in andere landen van Europa tot het ontstaan van universiteiten: een tegen de kapittels gerichte vereniging van leraren en leerlingen. In de loop van de twaalfde eeuw ontstond een heel netwerk van deze scholen, en sommigen daarvan namen een vooraanstaande positie in en werden de ons nu bekende universiteiten. Wilde je als jongen doorstuderen, dan betekende dit toen altijd dat je naar het buitenland moest. Je ging dan naar bijvoorbeeld Orléans of Bologna.
De hogere gespecialiseerde studies concentreerden zich in de universiteitssteden. De artes werd echter ook elders dan aan de universiteiten onderwezen. De bestaande (kathedraal)scholen bleven functioneren. Er werd zelfs in de betreffende stad geen universiteit opgericht. Deze vorm van onderwijs kreeg zijn definitieve vorm in de dertiende eeuw. Vanaf de dertiende eeuw was het onderwijs door de universiteiten zelf opgesplitst in de artes liberalis, die hun naam gaven aan een faculteit in de universiteitssteden en die een voorbereiding vormden op de hogere studies en die hogere vorm van onderwijs zelf: de theologie, het canoniek recht, het burgerlijk recht en medicijnen. Elke universiteit bezat minimaal twee faculteiten. Dit waren de faculteit der artes en een of meer hogere faculteiten. Het kwam nooit voor dat een universiteit alleen maar een artesfaculteit had. De artes was immers een voorbereidende studie.
Onderwijs in beweging
In de eeuwen hierna kwamen vele veranderingen in het onderwijs. Aan het einde van de middeleeuwen stelde de school zich bijvoorbeeld ook open voor leken, voor steeds grotere groepen uit steeds meer lagen van de bevolking en werd het onderwijs vanaf de vijftiende eeuw steeds meer gedifferentieerd. Het Latijn, de taal van de clerus, kreeg in de achttiende eeuw de functie die het nog heeft: het leveren van een bijdrage aan de algemene ontwikkeling. Ook kreeg het onderwijs een steeds grotere differentiatie van studierichtingen, als gevolg van wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen en werd het aantal vakken waarin wordt lesgegeven flink uitgebreid. Het onderwijs is ook in onze tijd volop in beweging.
Net als in de huidige tijd was ook in de middeleeuwen de school bij veel (jonge) kinderen niet populair. Een middeleeuws versje maakt dit duidelijk: ‘Jonghe kinder van suiker sede, datsie geerne ter scolen gaan, dit vintmen selden, sonder waen'.
Bronvermelding:
- Ariés, Philippe. De ontdekking van het kind. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 1987.
- www.verreverwanten.nl
- www.literatuurgeschiedenis.nl
- www.graafschap-middeleeuwen.nl
- www.onderwijsmuseum.nl
_________________________________________________________________________________
|