De Mongoolse invallen in Europa in de dertiende eeuw
door Saskia Roselaar
Vanaf de regeerperiode van Genghis Khan (1161-1227, in 1206 uitgroepen tot leider van alle Mongolen) trokken de Mongolen westwaarts, en versloegen in de loop der tijd een aantal van de - op dat moment - sterkste legers in Azië en Europa.
_________________________________________________________________________________
Genghis Khan slaagde erin de verschillende Mongoolse stammen te verenigen en het leger strict te organiseren. De soldaten waren georganiseerd in tientallen, die weer in eenheden van honderd, duizend en tienduizend gegroepeerd waren. Twee tot vijf tienduizendtallen (tumen) vormden een hordu (vandaar de term 'Gouden Horde' voor het Mongoolse leger in geheel). Deze hordu's stonden onder leiding van de Khans. Op ieder niveau hadden de leiders veel vrijheid om bevelen uit te voeren op een manier die zij het beste vonden. Deze vrijheid maakte het leger erg flexibel: de kleinere groepen konden zich losmaken van de grotere en zo de vijand omsingelen. Ook konden ze zich in groepen opsplitsen zodat ze minder kwetsbaar waren voor boogschutters.
Iedere Mongool had drie of vier paarden. Door steeds van paard te wisselen konden ze dagenlang op hoge snelheid reizen (tot 100 mijl per dag, veel sneller dan andere legers in deze periode). Het meest bekende wapen van de Mongolen was hun boog. Dit was een gelamineerde boog met lagen van gekookte hoorn en zenuw om het hout te versterken. Omdat de bogen klein waren, konden ze gemakkelijk te paard gebruikt worden. Het maximale bereik was 500 meter, maar om een specifiek doel te raken zo'n 200-230 meter. Verder gebruikten de Mongolen ook lansen en kromzwaarden.
Vanuit hun originele gebied in het huidige Mongolië veroverden ze eerst China (1209-1235), daarna Perzië (1218-1220) en richtten daarna hun oog op het westen. Waarom de Mongolen deze veldtochten ondernamen is niet duidelijk.
De zogenaamde 'Gouden Horde' bereikte Europa in 1223 onder leiding van Batu Khan, een kleinzoon van Genghis Khan. Deze groep bestond uit de originele Mongolen en de Tataren, een Turks nomadisch volk dat door de Mongolen was verslagen en in hun leger opgenomen. De eerste veroveringen van de Mongolen waren Bulgarije en het koninkrijk Kiev(Wit-Rusland). Na de dood van Ögedei Khan, de leider van het Mongoolse rijk, in 1241 trokken de Mongolen zich terug. Later in de dertiende eeuw ondernamen ze opnieuw aanvallen op Europa, met name op Litouwen, Hongarije en Polen en op verschillende rijken in het huidige Rusland. Ook deden ze invallen in Arabië en Syrië (1251-1259) en zuidoost Azië, zoals Vietnam (1257-1287) en Japan (1274-1281).
Op dat moment was het Mongoolse rijk het grootste rijk dat ooit bestaan heeft. Op het hoogtepunt reikte het van de Donau tot de Japanse Zee en bestreek 24.000.000 km2 oftewel 22% van de totale landmassa op aarde. Het is echter de vraag in hoeverre de Mongolen dit hele gebied controleerden, aangezien ze geen duidelijke politieke organisatie hadden voor het bewind van de veroverde gebieden.
In de veertiende eeuw zetten de Mongolen hun aanvallen voort. In 1347 kwam de Genuese handelspost Caffa, op de Krim, onder aanval van de Mongolen. Bij de belegering van de stad gebruikten de Mongolen biologische wapens: ze wierpen de lijken van hun soldaten, die aan de pest gestorven waren, de stad in. De Genuese handelaars vluchtten en namen zo de pest mee richting Europa. Ook veroverden de Mongolen in 1382 Moskou, dat tot 1480 onder hun bewind bleef.
De Mongoolse aanvallen veroorzaakten angst en beven in Europa. Een dertiende-eeuwse bron, geschreven door broeder Johannes van Plano Carpani, vertelt over diens reis naar het Mongoolse hof in 1245, waarnaar hij als ambassadeur gestuurd was door Paus Innocentius IV. Hieronder een stukje uit zijn verslag:
Hoofdstuk 15: Hoe de Tartaren zich gedragen in de strijd:
Genghis Khan divided his Tartars by captains of ten, captains of a hundred, and captains of a thousand, and over ten millenaries, or captains of a thousand, he placed one colonel, and over one whole army he authorized two or three chiefs, but so that all should be under one of the said chiefs. When they join battle against any other nation, unless they do all consent to retreat, every man who deserts is put to death. And if one or two, or more, often proceed manfully to the battle, but the residue of those ten draw back and follow not the company, they are in like manner slain. Also, if one among ten or more be taken, their fellows, if they fail to rescue them, are punished with death.
Moreover they are required to have these weapons: two long bows or one good one at least, three quivers full of arrows, and one axe, and ropes to draw engines of war. But the richer have single-edged swords, with sharp points, and somewhat crooked. They have also armed horses, with their shoulders and breasts protected; they have helmets and coats of mail. Some of them have jackets for their horses, made of leather artificially doubled or trebled, shaped upon their bodies. The upper part of their helmet is of iron or steel, but that part which circles about the neck and the throat is of leather. Some of them have all their armour of iron made in the following manner: They beat out many thin plates a finger broad, and a hand long, and making in every one of them eight little holes, they lace through three strong and straight leather thongs. So they join the plates one to another, as it were, ascending by degrees. Then they tie the plates to the thongs, with other small and slender thongs, drawn through the holes, and in the upper part, on each side, they fasten one small doubled thong, that the plates may firmly be knit together. These they make, as well for their horses as for the armour of their men; and they scour them so bright that a man may hold his face in them. Some of them upon the neck of their lance have a hook, with which they attempt to pull men out of their saddles. The heads of their arrows are exceedingly sharp, cutting both ways like a two-edged sword, and they always carry a file in their quivers to sharpen their arrowheads.
They are most efficient in wars, having been in conflict with other nations for the space of these forty-two years. When they come to any rivers, the chief men of the company have a round and light piece of leather. They put a rope through the many loops on the edge of this, draw it together like a purse, and so bring it into the round form of a ball, which leather they fill with their garments and other necessaries, trussing it up most strongly. But upon the midst of the upper part thereof, they lay their saddles and other hard things; there also do the men themselves sit. This, their boat, they tie to a horse's tail, causing a man to swim before, to guide over the horse, or sometimes they have two oars to row themselves over. The first horse, therefore, being driven into the water, all the others' horses of the company follow him, and so they pass through the river. But the common soldiers have each his leather bag or satchel well sewn together, wherein he packs up all his trinkets, and strongly trussing it up hangs it at his horse's tail, and so he crosses the river."
Bronvermelding
1. Description of Mongol warfare from Friar John of Plano Carpini
2. A Chronology of the Central Middle Ages (c.950-c.1350)
3. Medieval warfare - Mongols
4. The Mongol Empire
5. Mongol military tactics and organization
6. Mongol bow
7. Genghis Khan
_________________________________________________________________________________
|